Ad van Liempt werkte onder meer bij het NOS Journaal, NOS Laat en NOVA. Hij speelde vanaf eind jaren negentig een belangrijke rol bj de introductie van geschiedenisprogramma’s op televisie, zoals  Andere Tijden en De Oorlog. Hij werd bekroond voor zijn hele televisieoeuvre.

Enkele tv-critici waren na de eerste uitzending al jubelend over Coen Verbraaks interviewserie Kijken in de ziel, waarin hij twaalf vooraanstaande psychiaters aan de tand voelt over hun vak en zichzelf. Maar was het eigenlijk wel televisie, vroegen sommigen zich later af? Was Kijken in de ziel eigenlijk niet gewoon radio met plaatjes?

Een pijnlijk misverstand. Inderdaad: de reeks – door de RVU uitgezonden in de zomer vorig jaar, toen de meeste landgenoten ver weg waren – leek op het eerste gezicht heel erg ouderwetse televisie. Pratende hoofden.

Er was geen publiek, geen vlotgesneden presentator in Hans Ubbinkhemd, geen felrood gekleurd decor, geen stamtafel met borrelnootjes, geen gezellig ontregelende of glazig voor zich uit starende tafeldame, geen artiest of vaste opiniepeiler, zelfs geen huisdichter; er waren alleen maar close ups van die pratende hoofden, van bekende psychiaters als Louis Tas, René Kahn, Frank van Ree, Bram Bakker en Christa Widlund, oftewel Anna Enquist.

Het was top-tv.

Want een van Verbraaks verdiensten was dat hij met een minimum aan middelen (twee camera’s, twaalf gesprekspartners in dezelfde serre van de Hilversumse Villa Heideheuvel) een maximaal effect wist te sorteren. De sobere stijl was geen uiting van budgettair minimalisme, maar een welbewuste vormkeuze, die recht deed aan het thema en het besprokene. Door de rust en de sfeer van de serie werd je als kijker meegenomen naar de spreekkamer van de psychiater, die door Verbraak nu eens zelf op de divan werd gelegd.

Verbraak voerde beheerste en buitengewoon verstandige gesprekken, die langer mochten duren dan de maximaal drieënhalve minuut die het gemiddelde tv-optreden van nu mag duren – de kijker zou eens vermoeid kunnen afhaken.

En het gíng ergens over. Over angst, depressie en zelfmoord, over wat psychiaters kunnen doen, wat zij niet kunnen, en waarover zij nog in het duister tasten.

Daar zat veel verrassing tussen. Voor de leek was het wellicht een ontnuchterende ervaring om de beroepsgroep te horen erkennen dat meer dan een eeuw wetenschap nog altijd niet wezenlijk veel dieper inzicht heeft opgeleverd in de werking en defectjes van ons brein.

In de huiskamer ontstond een troostend en tegelijk licht verontrustend beeld van de psychiater die zelf ook maar mens is. Niet de alwetende man of vrouw in de witte doktersjas die weet wat goed voor ons is, maar mensen met hun eigen – soms psychiatrische – verleden, hun drijfveren, hun visie, hun zekerheden en hun twijfels en tekortkomingen. Dat alles kleurt hun persoonlijke visie op het vak dat zij beoefenen.

Een van de ontluisterende zelfinzichten kwam van de even dwarse als onder vakgenoten omstreden psychiater Bram Bakker, de man die er niet voor terugdeinst op televisie psychologische analyses te maken van BN’ers en gezinsmoordenaars die hij nooit heeft ontmoet: ‘Er is bijna geen vak waarin zoveel gemankeerde mensen rondlopen als in de psychiatrie’.

Voor alle duidelijkheid: hij had het toen niet over de patiënten.

Interviewer Coen Verbraak verstaat de kunst de zielenroerselen van de psychiaters nauwgezet te ontrafelen. Hij is een prettig soort interviewer – geduldig, beleefd maar doortastend – die weet wat hij wil weten, zichzelf niet op de voorgrond plaatst en die luistert naar wat gezegd wordt.

Hij stelde de juiste vragen:

‘Wat heeft het vak u geleerd?’

‘Kunt u iedereen genezen?’

‘Waar bent u zelf bang voor?’

‘Weet u altijd wat u moet doen bij een patiënt, of probeert u ook gewoon wel eens wat?’

De antwoorden, intelligent door elkaar gemonteerd, leverden een leerzaam, onthullend en soms ontuchterend kijkje in de ziel. Van een professie, en van de meest vooraanstaande beoefenaren daarvan. Waarin de ene geneesheer toegaf een verleden als verzetsheld en bergbeklimmer te hebben gefabuleerd, terwijl hij tegelijkertijd zelf patiënten met soortgelijke verschijnselen behandelde. Anderen stonden recht tegenover elkaar in kwesties als medicijngebruik, wat psychiater Louis Tas deed verzuchten dat zijn vak ‘gegijzeld’ wordt door de farmaceutische industrie: ‘Weet u, ik betwijfel of het nog wel mijn vak is. Of ik nog wel psychiater ben. Ik zie hoe het vak wordt uitgehold. Dat stemt mij droevig’.

De dokter weet het zelf ook niet altijd, was een van de wijze lessen van Kijken in de ziel. En ze weten niet allemaal hetzelfde. Wie zich neerslachtig voelt en in al zijn onschuld zijn lot in handen legt van een therapeut, krijgt van de ene arts een doos pillen mee naar huis, terwijl de ander je het bos instuurt om eens lekker te gaan hardlopen.

Deze weken kunnen wij een vervolgreeks van Verbraaks Kijken in de ziel op tv zien. Ditmaal zit hij tegenover voetbaltrainers, een al even lastig te doorgronden en soms moeilijk benaderbare beroepsgroep als psychiaters. Zelfde opstelling, zelfde procédé. Ongezien weet je het al: dat kan alleen maar opnieuw top-televisie opleveren, die je wijzer maakt en nieuwe inzichten oplevert.

Voor dat talent en zijn voorbeeldige uitwerking in de eerste reeks reiken wij vandaag met veel genoegen en grote dank de Nipkowschijf 2010 uit aan Coen Verbraak.

De Nipkowschijf-uitreiking wordt mogelijk gemaakt door onze sponsors