Toen hij nog op de Kleinkunstacademie zat, in de jaren zeventig, was Arjan Ederveen al anders dan de meeste andere leerlingen. Honend had hij het over ‘de moppenschool’, en niets vond hij erger dan cabaret – de wereld waarin van te voren al met een brede grijns wordt aangekondigd dat er nu iets leuks komt. Imiteren, persifleren en parodiëren wilde hij wel, maar niet met de knipoog van het cabaret. Het moest allemaal zo echt zijn, dat de dubbele bodem goed verstopt zat, en dat er altijd iets van twijfel overbleef over de vraag of het misschien allemaal toch serieus gemeend was.
Ederveen is dat principe wonderbaarlijk trouw gebleven. Eerst in De Duo’s, samen met de huidige Jiskefet-voorman Kees Prins; in theatervoorstellingen die soms bedrieglijk echt op het brede entertainment leken. Daarna, samen met zijn geestverwante Tosca Niterink, als het duo Theo & Thea, waarvan nooit helemaal duidelijk werd in hoeverre die lijzigheid gespeeld was.
Hetzelfde gold daarna voor de serie ‘Kreatief met kurk’, waarvan de vele hoogtepunten afgelopen seizoen in ‘Borreltijd’ in een nieuwe omgeving een nieuwe betekenis kregen – misschien nog wel mooier en verwarrender dan de eerste keer. Maar in de perfectie van de parodie die werkelijkheid wordt, heeft Arjan Ederveen vorig jaar zijn voorlopige hoogtepunt bereikt met de zevendelige serie ’30 minuten’ – quasi-documentaires, komudrama, namaak-reality, of hoe je het maar wilt noemen, want de bestaande etiketten schieten in dit geval allemaal te kort.
Het was adembenemend te zien hoe geraffineerd de ironie Ûnder de verhalen zat, en hoe je soms vergat te lachen door de spanning of zelfs de ontroering die werden opgewekt. Al vanaf het begin was bij al die programma’s ook regisseur Pieter Kramer betrokken, de man die als weinig anderen de visuele clichés van film en televisie in zijn vingers heeft en die daarom steeds de ideale vorm vindt voor ieder idee: de stemmige IKON-stijl voor het echtpaar met het overleden hondje, de flitsende Veronica-flauwekul voor de popster, de artistiekerige cameravoering voor de reclameman, de terughoudende toon bij de vrouw met haar foute oorlogsliefde en haar dementerende moeder, de slordige schoudercamera voor de junk, de levensechte VPRO-aanpak voor de boer die eigenlijk een neger wil zijn, het verbluffend gedurfde beeld van het flatgebouw dat een half uur lang stil bleef staan.
Ongetwijfeld heeft de gemiddelde kijker zich wel eens net zo radeloos gevoeld als de meeste van Ederveens prachtig gespeelde personages, die dan zeiden: “Ik merkte wel dat er wat was, maar wat er was, wist ik niet. Maar ik wist wel dat er wat was. Er was iets, maar wat er was, wist ik niet”. De Nipkow-jury weet het wel: er was iets. Het was de mooiste en de spannendste televisie van het afgelopen seizoen, en het heette ’30 minuten’.