Zelden zal een jury zo snel zo eensgezind zijn geweest als de jury die dit jaar de Zilveren Nipkowschijf moest toekennen. Natuurlijk, ook andere programma’s werden bediscussieerd. Maar vanaf het moment dat de serie Oud Geld serieus ter sprake kwam, was het alsof het gezelschap van professionele televisiekijkers in ÈÈn klap was veranderd in een groep van louter gelijkgestemde bewonderaars.

In plaats van bedaard en afstandelijk alle voors en tegens af te wegen, zoals we dat gewend zijn, begonnen we elkaar te bestoken met herinneringen aan de scËne waarin Kiet zei…, en die andere scene waarin Splinter zo mooi…, en die adembenemende monoloog van Cathrien, en die amusante aflevering over de survivaltocht, en al die andere momenten die we graag nog even met elkaar wilden delen.

Twee seizoenen lang hebben de AVRO en IDTV met Oud Geld laten zien hoe goed Nederlands televisiedrama kan zijn als er niet wordt beknibbeld op talent. Als een schrijver als Maria Goos de kans krijgt een volstrekt eigenzinnig verhaal te schrijven, waarin de karaktertekening minstens zo belangrijk is als de plot. Als regisseurs als Willem van de Sande Bakhuyzen en Rudolf van den Berg zich met even grote toewijding op die karakters kunnen richten en er niet op uit zijn de aandacht af te leiden door gekunstelde camera-instellingen en een geforceerd eigentijds montagetempo.

En niet te vergeten: als die karakters vervolgens worden gespeeld door de beste acteurs van Nederland, die hebben bewezen meer te hechten aan optimale film- en theaterprestaties dan aan het bekende-Nederlanderschap als gevolg van oppervlakkig televisiewerk.

Door die combinatie van factoren, waarbij ook de scriptsupervisie van Hugo Heinen, de muziek van Het Paleis van Boem en de hoogstandjes van de technische crew vermelding verdienen, kon Oud Geld een serie worden waarbij de critici in de Nipkowjury niet langer afstandelijk konden toekijken. De waardering en bewondering van de beroepskijkers gingen gelijk op met ieders individuele in- en meeleven.

Oud Geld is de beste dramaserie geworden die de Nederlandse televisie ooit heeft geproduceerd. We zullen nooit meer schrijven dat seriedrama in ons land ‘nu eenmaal’ nooit zo mooi gemaakt kan worden als in het buitenland. We weten nu dat het hier ook mogelijk is.

Geen juryrapport beschikbaar.

Paul Witteman zal zich misschien wel eens hebben afgevraagd of de jury van de Zilveren Nipkowschijf iets tegen hem had. Hij behoorde de laatste jaren immers steeds tot de finalisten in de juryberaadslagingen, maar toch ging de prijs elke keer aan zijn neus voorbij. Omroepman van het jaar 1995 is ook mooi, maar waar bleef de Nipkow? Het begon op te vallen. Nederland werd onrustig. Hier en daar werd al geopperd Witteman als troostprijs het premierschap van Nederland aan te bieden. Wat was er aan de hand?

Had Witteman aartsvijanden in de jury die langs deze onsympathieke weg oude vetes met hem beslechtten? Of had hij in een grijs verleden misschien iets oneerbiedigs gezegd over het nobele vak van tv-criticus? Dit laatste zou zijn kansen vanzelfsprekend inderdaad aanzienlijk hebben geschaad, de jury mag daar geen misverstanden over laten bestaan. Helaas: niets van dat alles. De jury heeft met name vorig jaar en dit jaar langdurig beraadslaagd over de kandidatuur van Witteman. Steeds ontstonden er twee kampen.

Het ene kamp vond dat de prijs niet naar een journalist behoort te gaan, hoe goed die ook in zijn vak is, maar naar een programmamaker in de zogeheten creatieve sector van amusement en documentaires. Het andere kamp vond dat het ook een creatieve kunst is om journalistiek op zo’n hoog niveau te beoefenen als Witteman dat nu al jarenlang lukt.

Vorig jaar won het eerste kamp, overigens met slechts een stem verschil. Dit jaar triomfeerde het tweede kamp, met twee stemmen verschil. Waarom deze verschillende afloop? Dat heeft te maken met de ondoorgrondelijke wegen van jurering in het algemeen en de Nipkow-jurering in het bijzonder. Jury’s zijn grillige organen die bovendien niet elk jaar dezelfde samenstelling hebben.
Juryleden komen en gaan, maar kwaliteit blijft altijd bestaan. In dit geval gaat het om de kwaliteit van een uitzonderlijke vakman. Paul Witteman zal de televisiegeschiedenis ingaan als een programmamaker die in de jaren 90 als geen ander zijn stempel heeft gedrukt op de informatieve sector. Hij was en is niet alleen een voortreffelijk presentator, maar ook een intelligent interviewer, die zich met schijnbaar groot gemak op de moeilijkste gebieden begeeft.

Hij heeft gedenkwaardige interviews gemaakt met zeer uiteenlopende mensen. Hij heeft psychiaters geïnterviewd, maar ook psychopaten (het eerste interview met een stalker was van Witteman). Hij heeft jarenlang in een praatprogramma mensen met grote emotionele problemen meevoelend, maar nooit klef aan het woord gelaten. Witteman laat iedereen in zijn waarde, of het nu de minister-president is of een plagiaat plegende hoogleraar. Maar hij laat wel ondubbelzinnig blijken dat hij de waarheid horen wil, en niets dan de waarheid.

Dat alles maakt hem tot een programmamaker van formaat, de beste in zijn soort. Zijn naam staat borg voor kwaliteit. Alleen al de stroom programma’s die hij de laatste jaren heeft gemaakt en heeft helpen maken, bewijst hoe vruchtbaar zijn talent is. De Ronde van Witteman, Nova, Buitenhof, Het Lagerhuis en B&W zijn mede en vooral dankzij de inbreng van Paul Witteman begrippen geworden. Onmisbaar was ook zijn aandeel in de grote verkiezingsavonden van de afdgelopen jaren.

Paul Witteman bewees, en dat is niet zijn geringste verdienste, dat het mogelijk is een groot publiek te bereiken met een kwalitatief hoogwaardig aanbod. Dat is altijd zijn streven geweest, al vanaf het moment dat hij in 1986 de eindredactie van Achter het Nieuws op zich nam. En eigenlijk ook al daarvoor, toen hij nog voor de radio werkte en met het team van De stand van zaken de Zilveren Reissmicrofoon won.

Dat het publieke bestel nog niet is weggevaagd door de commerciÎle stations is vooral te danken aan programmamakers als Paul Witteman, en (uiteraard) aan de mensen, in zijn geval met name bij de VARA, die ruim baan hebben gemaakt voor zijn talent.

De erelijst met de winnaars van de Zilveren Nipkowschijf bevat louter grote namen. Want wat men ook van tv-critici mag beweren, hun smaak is nog niet helemaal verpest door de niet altijd even briljante programmering. Op die lijst met grote namen hoort Witteman thuis. Hij is er wat laat op terechtgekomen, maar hij is er nu nooit meer van af te krijgen.

Geen juryrapport beschikbaar.

“Is het voor de televisie?”, zeggen de mensen bij de nadering van Frans Bromet, want ze herkennen na de onstuimige golf realityprogramma’s van de laatste jaren natuurlijk wel allemaal een televisiecamera: elk reportageprogramma is al in de buurt geweest. “En wanneer wordt het uitgezonden? Of moeten de hoge heren daar nog over praten?”

Dat laatste hoeft niet, in het geval van VPRO’s ‘Veldpost’, want daar hebben de makers de macht. En ‘Veldpost’ kent ook geen scrupules: onder redactie van Frans Bromet en Peter van Ingen registreert het Veldpost-team onbarmhartig en direct, maar zonder kapsones en zonder morele (voor)oordelen.

Dat levert fascinerende televisie op, waarin de mensen aan de onderkant, zelf gediscrimineerd maar zelf ook naar hartelust discriminerend, ongeremd klagen over hun groezelig bestaan, hun afgetrapte woonomgeving, hun benepen uitkering, hun buurtgenoten van verkeerd ras en fout geloof, de overheid in het algemeen en de sociale dienst in het bijzonder.

Wie in het parlementaire nieuws naar het zelfingenomen Den Haag en het arrogante Paars heeft gekeken, belandt bij ‘Veldpost’ weer met beide benen op de grond. Misschien is de Nationale Schuld in absolute zin dan wel aardig onder controle gebracht door de dorre Peter van Ingen rekenmeesters van Wim Kok, maar ‘Veldpost’ maakt ondubbelzinnig duidelijk dat er ook nog een heel ander soort nationale schuld bestaat, en de delging daarvan lijkt vooralsnog een utopie.

De Nipkow-jury beschouwt ‘Veldpost’ als vernieuwend. De wijze waarop het programma de sociale en geestelijke armoede in Nederland in kaart brengt is integer. Vakkundig en met respect voor het onderwerp laten de makers iedere aflevering opnieuw zien hoe sociaal zwakkeren trachten te overleven in een afbrokkelende welvaartsstaat.

Hoewel het genre (reportages over de beneden-modale samenleving) in de schrijvende journalistiek geen nieuw verschijnsel is, vindt de jury de uitvoering van het thema voor televisie zodanig vernieuwend, dat de Zilveren Nipkowschijf 1997 de terechte uitdrukking is van haar waardering.

Toen hij nog op de Kleinkunstacademie zat, in de jaren zeventig, was Arjan Ederveen al anders dan de meeste andere leerlingen. Honend had hij het over ‘de moppenschool’, en niets vond hij erger dan cabaret – de wereld waarin van te voren al met een brede grijns wordt aangekondigd dat er nu iets leuks komt. Imiteren, persifleren en parodiëren wilde hij wel, maar niet met de knipoog van het cabaret. Het moest allemaal zo echt zijn, dat de dubbele bodem goed verstopt zat, en dat er altijd iets van twijfel overbleef over de vraag of het misschien allemaal toch serieus gemeend was.

Ederveen is dat principe wonderbaarlijk trouw gebleven. Eerst in De Duo’s, samen met de huidige Jiskefet-voorman Kees Prins; in theatervoorstellingen die soms bedrieglijk echt op het brede entertainment leken. Daarna, samen met zijn geestverwante Tosca Niterink, als het duo Theo & Thea, waarvan nooit helemaal duidelijk werd in hoeverre die lijzigheid gespeeld was.

Hetzelfde gold daarna voor de serie ‘Kreatief met kurk’, waarvan de vele hoogtepunten afgelopen seizoen in ‘Borreltijd’ in een nieuwe omgeving een nieuwe betekenis kregen – misschien nog wel mooier en verwarrender dan de eerste keer. Maar in de perfectie van de parodie die werkelijkheid wordt, heeft Arjan Ederveen vorig jaar zijn voorlopige hoogtepunt bereikt met de zevendelige serie ’30 minuten’ – quasi-documentaires, komudrama, namaak-reality, of hoe je het maar wilt noemen, want de bestaande etiketten schieten in dit geval allemaal te kort.

Het was adembenemend te zien hoe geraffineerd de ironie Ûnder de verhalen zat, en hoe je soms vergat te lachen door de spanning of zelfs de ontroering die werden opgewekt. Al vanaf het begin was bij al die programma’s ook regisseur Pieter Kramer betrokken, de man die als weinig anderen de visuele clichés van film en televisie in zijn vingers heeft en die daarom steeds de ideale vorm vindt voor ieder idee: de stemmige IKON-stijl voor het echtpaar met het overleden hondje, de flitsende Veronica-flauwekul voor de popster, de artistiekerige cameravoering voor de reclameman, de terughoudende toon bij de vrouw met haar foute oorlogsliefde en haar dementerende moeder, de slordige schoudercamera voor de junk, de levensechte VPRO-aanpak voor de boer die eigenlijk een neger wil zijn, het verbluffend gedurfde beeld van het flatgebouw dat een half uur lang stil bleef staan.

Ongetwijfeld heeft de gemiddelde kijker zich wel eens net zo radeloos gevoeld als de meeste van Ederveens prachtig gespeelde personages, die dan zeiden: “Ik merkte wel dat er wat was, maar wat er was, wist ik niet. Maar ik wist wel dat er wat was. Er was iets, maar wat er was, wist ik niet”. De Nipkow-jury weet het wel: er was iets. Het was de mooiste en de spannendste televisie van het afgelopen seizoen, en het heette ’30 minuten’.

Wie met het soort programma’s dat Ireen van Ditshuyzen maakt als vrije producent wil overleven moet van heel goeden huize komen. Immers: die programma’s gaan vaak over sociale, maatschappelijke situaties, met centraal daarin de mens die zich kan voordoen in dagelijkse verschijningsvormen waarvoor de omgeving allerminst dagelijks aandacht heeft. Met dergelijke programma’s is het afzetgebied eigenlijk bij voorbaat al beperkt tot de publieke omroep; en bovendien tot de verscholen uurtjes, zendtijd buiten prime time, die gevuld wordt met producties waarvoor nu niet direct grote investeringen worden gedaan.

Veroordeeld dus tot de bijvelden van de televisie en tot schier eeuwige financieringsproblemen, is Ireen van Ditshuyzen er niettemin in geslaagd zowel een breed publiek als een brede waardering te bereiken. In de allereerste plaats omdat haar producties stuk voor stuk laten zien, boren en proeven dat er hart en ziel in zit. Van Ditshuyzen heeft als vrije producent de opmerkelijke prestatie geleverd dat ze ideÎle en commerciële uitgangspunten op een meer dan aanvaardbare manier met elkaar in balans heeft gebracht.

De wijze waarop Van Ditshuyzen haar onderwerpen benadert, c.q. laat benaderen, getuigt, hoe de uitkomsten uiteindelijk ook mogen zijn, consequent van betrokkenheid en een grote mate van inleving. Niet zelden strekt het werkproces zich uit over een lange periode, gedurende welke tijd er naast alle research en uitwerking veel zorg wordt besteed aan een zo persoonlijk mogelijke band met degenen die voor de camera komen. De alom geprezen documentaire reeks ‘Vergeten’ is daarvan een voorbeeld bij uitstek.

Kenmerkend voor de stijl waarop Van Ditshuyzen de kijker wil informeren is, dat ze zich nimmer tot schokeffecten laat verleiden. Ze heeft duidelijk ooit vastgesteld, dat die effecten de kijker weliswaar emotioneel sterk kunnen beroeren, maar niet tot nadenken aanzetten. En dat is wat Ireen van Ditshuyzen in de eerste plaats beoogt: bijdragen tot bewustwordingsprocessen; een situatie, een onderwerp zodanig presenteren dat er anderszins, op een natuurlijke wijze, een vervolg kan ontstaan.

Dit alles heeft haar in de loop der jaren als televisiemaker een aparte, bijzondere status opgeleverd. Ireen van Ditshuyzen is synoniem geworden aan integriteit, betrokkenheid en kennis van zaken. Daarmee heeft ze, naar de mening van de Nipkowjury, het recht verworven om bij elke omroep die haar bijdragen op prijs stelt, het hoofdveld te mogen verzorgen.

Geen juryrapport beschikbaar.

De Nipkowschijf-uitreiking wordt mogelijk gemaakt door onze sponsors