In een tijd waarin alles gebeurt met een ‘d’ en waarin niemand zich nog lijkt te ergeren aan het feit dat iemand zich ergens aan irriteert, terwijl anderen juist zeggen dat het ze stoort dat niemand zich nog ergert aan ‘hun hebben’, juist in deze tijd vol taalverwarring is een programma als De Taalstaat een baken in de steeds dichter wordende taalmist.
In slechts vierenhalf jaar heeft het programma zich stevig genesteld in de programmering van de publieke omroep. Als er een voorbeeld is te noemen van een radioprogramma waarin de publieke zaak een hartverwarmende dienst wordt bewezen, dan is het De Taalstaat wel.
Voor de luisteraar valt er wekelijks veel te leren, wordt het taalbewustzijn geprikkeld. En dat doen de makers zonder ooit belerend te zijn. Met schijnbaar gemak wordt in twee uur de indruk gewekt dat zomaar eventjes uit de losse pols het fenomeen van onze moerstaal van alle kanten wordt belicht. Er wordt teruggeblikt als waren de makers woordarcheologen. De vinger wordt aan de hedendaagse digitale communicatiepols gehouden, verhalenvertellers in de breedste zin van het woord vertellen de verhalen achter hun verhalen. En de luisteraar kan zich tot De Taalstaat wenden met prangende vragen.
In het programma valt met enig gemak de hand van de meester, Frits Spits, te herkennen. Zijn radiohandschrift bestaat uit een schier oneindige rij van rubrieken die allemaal de liefde voor onze taal in al haar verschijningsvormen bloot proberen te leggen. Het Nederlandstalige lied krijgt verdiende aandacht, het unieke taalgebruik van het individu wordt onder een vergrootglas gelegd, kortom: De Taalstaat is boeiend voor iedereen die onze taal spreekt of zou willen spreken.
Dat dit gaat op een manier die gespeend is van versteend taalpurisme of vermanende vinger verdient alle lof. Of in elk geval: een nominatie voor de Zilveren Reissmicrofoon 2018. Zo besloot de jury. Na ampele overweging. Ampel. Is dat eigenlijk een vergeetwoord?