De Ere Zilveren Reissmicrofoon is een zeldzame trofee. In de hele geschiedenis van de Reissmicrofoon is er nog maar vier keer eerder zo’n Ereprijs uitgereikt. In 1984 aan VARA-radiomaker Gabri de Wagt, in 1995 postuum aan Ischa Meijer, in 1998 aan het Metropole Orkest en in 2004 aan NOS-man Henk van Hoorn. Dit is de vijfde.
En daarbij geldt, wat ons betreft, altijd de regel dat er over deze prijs nauwelijks gediscussieerd hoeft te worden. Een Ere Zilveren Reissmicrofoon moet, net als de Ere Zilveren Nipkowschijf, een volstrekt vanzelfsprekend gebaar kunnen zijn. Over het toekennen van de andere prijzen wordt soms danig gebekvecht, met spannende stemrondes en pittige puntentellingen. Maar over de Ereprijzen niet. Daarover zijn we altijd unaniem.
Zo ging het ook deze keer. Eén jurylid noemde het Muziekcentrum van de Omroep en meteen zat iedereen rond de tafel instemmend te knikken. Ja natuurlijk, een instituut met zo’n glorieuze geschiedenis en zo’n internationaal hoog aangeslagen heden is hoog nodig toe aan de hoogste radioprijs die wij te vergeven hebben.
Twee keer eerder is een onderdeel van het Muziekcentrum bekroond. Zoals gezegd was dat eerst het Metropole Orkest, in 1998, en daarna, in 2007,� ook nog een reguliere Zilveren Reissmicrofoon voor de Zaterdag Matinee. Dat is natuurlijk geen toeval.
Ook eerdere jury’s hebben een diepe buiging gemaakt voor de levende muziek die al zo lang op hoog niveau een wezenlijk onderdeel vormt van wat de publieke omroep te bieden heeft. Levende muziek als muzikale meerwaarde. Een omroep die zelf muziek programmeert en tot klinken brengt, heeft altijd een artistieke voorsprong op omroepen en zenders die alleen maar kunnen putten uit de cd’s van de platenindustrie. Wie alleen maar cd’s draait, hoe creatief en liefdevol de samenstelling ook moge zijn, speelt per definitie een volgende rol – aan de hand van de muziekindustrie.
Eigen orkesten en een eigen koor, ondersteund door een eigen muziekbibliotheek, scheppen een leidende rol. En maken het mogelijk om met een originele, soms gedurfde repertoirekeuze een heel aparte positie in te nemen in het Nederlandse muziekleven. Simpel gezegd: wat door de orkesten van het Muziekcentrum wordt uitgevoerd, is in Nederland zelden of nooit van anderen te horen. Zelf spreekt het MCO van een aanvullend aanbod. Dat is een bescheiden claim. Aanvullend, ja, maar vooral ook verrassend en vaak uniek.
Dat geldt voor het Radio Filharmonisch Orkest, voor de Radio Kamer Filharmonie, het Groot Omroepkoor en het Metropole Orkest. Hun kwaliteiten zijn al in duizenden juichende recensies beschreven; daar heeft deze jury nauwelijks iets aan toe te voegen. Wij zijn geen muzikale jury, maar een jury die op het radio- en tv-aanbod reageert. In dat aanbod is het Muziekcentrum van de Omroep, in zijn totale samenhang, onmisbaar. Dat leek het al te worden in het najaar van 1945, toen de omroeporkesten werden opgericht, en dat is het nu des te meer. Een juweel van artisticiteit en allure. En wat ons betreft: ook onomstreden.